Wachtlijsten in jeugdzorg: een tikkende tijdbom
door Marijn Kramp en Carine Neefjes.
Als Sanne naar bed gaat, zet haar moeder de deur van haar slaapkamer altijd vast met een haak. Onder geen beding mag ze 's nachts uit haar kamer komen. Het is al weer een paar jaar geleden, maar de schrik zit er nog in.
Op een nacht klom Sanne in de wieg van haar zusje. Ze ging bovenop haar rug zitten, sloeg de baby op het hoofdje. “Ze had kunnen stikken”, verzucht Janny (30), alleenstaande moeder van drie kinderen.
In haar halflege rijtjeshuis vertelt ze haar verhaal. Janny is net gescheiden en staat op het punt te verhuizen. Toen Sanne 2½ was, zag ze al dat er iets aan de hand was met haar dochter. Sanne was heel druk, op een extreme manier tastte ze haar grenzen af. “Een bodemloze put qua aandacht. En dat is ze nog steeds”, vertelt Janny.
Als peuter werd Sanne medisch en psychologisch onderzocht. Ze heeft een hoog IQ en karaktertrekken die verwant zijn aan autisme en ADHD. Met die wetenschap ging Janny op zoek naar hulp. Het grootste probleem is dat ze nauwelijks tot haar dochter doordringt en dat leidt tot veel geschreeuw en ruzie. Janny wil graag hulp om te leren hoe zij met haar dochter moet omgaan. Inmiddels staat Sanne al twee jaar op de wachtlijst bij Bureau Jeugdzorg.
Het eindeloze wachten is slopend, vertelt Janny. “Ik word onzeker, verdrietig. Je voelt je een slechte moeder omdat je zoveel schreeuwt. Soms voel ik mij echt een waardeloos hoopje ellende. Tegelijkertijd zie ik ook hoe hard Sanne hulp nodig heeft. Emotioneel is het een kind van 6, maar verstandelijk is ze echt een paar jaar ouder. Dat botst enorm.”
Sinds kort krijgt Janny zogeheten overbruggingshulp: een hulpverlener belt haar eens per week. “ Zij geeft praktische tips. Sanne zei laatst dat ik een stomme moeder ben omdat we nooit knuffelen. De hulpverlener leert mij de verantwoordelijkheid bij mijn dochter te leggen. ‘Als jij lief bent en luistert, heb ik meer tijd om jou te knuffelen’. Sindsdien gaat het iets beter, maar ik wil meer hulp dan dat telefoontje.”
Ook minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin ziet door de bomen het bos niet meer. Hij start het ene na het andere onderzoek om zicht te krijgen op de stijgende wachtlijsten in de jeugdzorg. Een greep uit zijn pogingen: met de Sociaal Economische Raad (SER) wil hij onderzoeken waarom een groeiende groep jongeren hulp zoekt, hij is bezig met een onderzoek naar de financiering én hij onderzoekt wie er op de wachtlijst staat. Want ook dat weet de minister niet meer.
Wel trok hij 200 miljoen euro extra uit om ervoor te zorgen dat er eind 2009 géén kind meer op de wachtlijst staat. Momenteel staat de teller bij de Bureaus Jeugdzorg nog op ruim 3.900 kinderen die langer dan 9 weken op hulp wachten.
Een tikkende tijdbom, stelt Ton Moolenaar, voorzitter van de Belangenvereniging Medewerkers Bureau Jeugdzorg met in totaal 650 leden. Moolenaar, zelf ook gezinsvoogd, maakt zich grote zorgen. “Wij kunnen de veiligheid van kinderen niet meer garanderen. Wij kunnen hen niet de hulp bieden die ze nodig hebben. Die kinderen lopen forse risico's. We weten niet hoeveel Savanna's (het meisje dat door haar moeder en stiefvader werd vermoord en in de kofferbak werd aangetroffen, red.) er tussen die wachtende kinderen zitten”, zegt Moolenaar.
Hij schetst de gevolgen voor kinderen die eindeloos op hulp wachten. Zo heeft hij een zaak waarbij een baby door de politie uit huis is gehaald. De toenmalige vriend van moeder gebruikte harddrugs en thuis waren er heftige conflicten. De baby is tijdelijk ondergebracht bij een opvanggezin.
Inmiddels wachten moeder en kind al een half jaar op een plek in een instelling waar ze hulp krijgen om samen weer een relatie op te bouwen. “De kans bestaat dat het kind hechtingsproblemen krijgt, het kan zich onveilig gaan voelen. Als kinderen niet de hulp krijgen die ze nodig hebben, is dat schadelijk voor hun ontwikkeling.”
Dat geldt in ieder geval voor Jack (16), vertelt zijn moeder Agnes (46). Al vanaf zijn peutertijd weet zij dat haar zoon een autistische stoornis heeft. De basisschool doorstond hij redelijk goed. Maar een paar jaar geleden, toen Jack naar de middelbare school ging, barstte de bom. Thuis was hij niet meer te handhaven, zegt zijn moeder. “ Hij was dwars, opstandig, brutaal. Voortdurend hadden we enorme ruzie. Jack leefde in zijn eigen wereld, zoals veel pubers, maar dan extreem. Hij trok zich helemaal niets van ons aan. Op een gegeven moment ging hij niet meer naar school, ook daar ging het mis. Ik heb al in 2005 aan de bel getrokken bij Bureau Jeugdzorg: Het gaat thuis niet goed. Mijn zoon is niet meer te handhaven!”
Agnes wilde haar zoon graag aanmelden bij een instelling die gespecialiseerd is in de begeleiding van autistische jongeren. Maar daarvoor was de stoornis van Jack niet ernstig genoeg, oordeelde Bureau Jeugdzorg. Haar zoon was zeker geen crisisgeval, hij gebruikte immers geen geweld. Na bijna twee jaar lang heen en weer gepraat tussen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en jeugdzorg, is Jack onlangs wél op de wachtlijst gezet voor die instelling. Met als resultaat: nóg twee jaar wachttijd voor de boeg. Agnes: “We zijn van het kastje naar de muur gestuurd. Van de ene bureaumanager naar wéér een andere verantwoordelijke. Terwijl iedereen weet dat autisme een stoornis is die nooit overgaat. Zowel ouders als kinderen hebben daar hulp bij nodig.”
Het aantal kinderen dat een beroep doet op jeugdzorg nam de afgelopen jaren flink toe. In 2004 waren dat er bijna 52.000, vorig jaar liefst ruim 83.000: een stijging van bijna 60 procent. Volgens Willem Koops, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht, is het onmogelijk dat er zoveel meer kinderen zijn met problemen. Het zijn vooral ouders die de opvoeding niet aankunnen en hulp nodig hebben. Koops: “Het kind wordt te veel als ‘probleem’ bestempeld. Daar zijn we echt in doorgeschoten. We doen alsof er van alles mis is met kinderen, maar dat is helemaal niet zo.”
Het groeiend aantal klanten bij de Bureaus Jeugdzorg heeft volgens hem andere oorzaken. “Er zijn geen gemeenschappelijke ideeën meer over opvoeding. Vroeger wel. Een voorbeeld: als kind was ik onhandelbaar, mijn vader stopte mij regelmatig in het kolenhok. Als ik op school voor straf moest nablijven en dus te laat thuiskwam, stuurde mijn vader mij direct naar bed. Zonder een woord te wisselen, was hij het eens met de meester. Nu is dat fundamenteel anders. Een vader kan de meester bij wijze van spreken beschuldigen van kindermishandeling als zijn zoon te laat thuiskomt. Voor je het weet, heeft Bureau Jeugdzorg weer een nieuwe zaak”, stelt Koops.
Ook worden er aan jongeren hogere eisen gesteld. Wie vroeger niet goed kon leren, werd vuilnisman of ging werken bij de plantsoenendienst. Nu hebben jongeren die niet goed kunnen meekomen zelfs voor dergelijke baantjes een diploma nodig. Halen ze dat papiertje niet, dan worden het voortijdig schoolverlaters die nog verder afglijden.
Na maanden, soms jarenlang wachten krijgen de meeste kinderen uiteindelijk de juiste hulp. Dat geldt ook voor Kayleigh Kraan, een 16-jarige puber. Twee jaar geleden werd ze uit huis geplaatst. De relatie met haar gescheiden ouders en hun nieuwe partners was compleet verziekt. “Ik trok me niets van hen aan. Ik vertelde niet waar ik uithing. Kwam thuis wanneer ik wilde. Dan deed ik net of mijn mobieltje op was of ik zei gewoon helemaal niks.”
Kayleigh kwam terecht in een behandelgroep van jeugdzorginstelling Cardea in Leiden. Normaal gesproken blijven jongeren hier een half jaar om weer structuur in hun leven te krijgen. Voor Kayleigh duurde dat veel langer omdat ze nergens anders naar toe kon. Bij haar ouders is ze niet meer welkom. Op dat moment was het enige alternatief de straat.
Na ruim anderhalf jaar zit Kayleigh wél op de juiste plek. Ze woont met drie andere jongeren in een zogeheten ‘naast wonend mentor huis’ in Leiden. Mentor Sylvia Hoogenraad woont met haar partner in een aangrenzende eengezinswoning. Er is een tussendeur gemaakt, zodat de jongeren altijd bij Sylvia terechtkunnen.
Op het aanrecht staat de vuile vaat opgestapeld. Kayleigh kijkt schuldbewust naar huisgenote Cynthia. “Het is een beetje een zooitje”, giechelen ze. Op hun kamers is het nog veel erger. Overal kleren op de grond, op de tafels staan vieze theekopjes en glazen. Kayleigh: “Uiterlijk maandag- avond moeten we de kamers schoon hebben gemaakt.”
In dit huis krijgt ze eindelijk weer het gevoel dat ze verder kan met haar leven. Ze leert zelfstandig wonen. Dat is niet altijd even makkelijk, lacht mentor Sylvia. “Waar kwam jij mee thuis toen je naar de supermarkt moest om boodschappen te doen voor het avondeten”, vraagt ze plagend aan Cynthia. Die schiet in de lach. “ Een halfje gesneden licht bruin. Het klinkt stom, maar ik wist echt niet wat ik nodig had.” Kayleigh valt haar lachend bij: “Maar de McDonald's vinden we op de tast.”
Mentor Sylvia weet dat het veel erger kan. Ze is trots op de huidige vier bewoners van het huis naast haar. “ Ze doen het hartstikke goed.” De bedoeling is dat ze worden klaargestoomd voor begeleid op kamers wonen. Daar krijgen ze slechts een paar uur per week begeleiding. Opnieuw moeten de meiden geduld hebben. Want ook voor het begeleid wonen zijn wachtlijsten. Het kan Kayleigh en Cynthia niet zoveel meer schelen. Ze hebben er zin in. Het vrije leven is in zicht.
De namen van de moeders Janny, Agnes en hun kinderen zijn om privacyredenen gefingeerd
Bron:http://www.bndestem.nl/extra/spectrum/3780703/Wachtlijsten-in-jeugdzorg-een-tikkende-tijdbom.ece